De betekenis van Marcus in de Bijbel is "beleefd, schijnend". Marcus (of Mark was een soort apostel buiten de kring van de oorspronkelijke twaalf apostelen. Het Nieuwe Testament bevat het Evangelie volgens Marcus.
Otto stamt uit het oude Duits, waar ook varianten als Audo en Udo bestonden. De eerste lettergreep van deze namen betekende zoveel als 'welvarend' (bron).